De huiswerkgids
Deze huiswerkgids is voor alle kinderen van
groep 6 t/m 8 en hun ouders.
Hierin staat beschreven wat er gedaan moet
worden aan het huiswerk.
Deze huiswerkgids is dus een belangrijk
hulpmiddel bij het maken en leren van het huiswerk.
Huiswerk
Het is algemeen bekend dat op de scholen voor
voortgezet onderwijs veel huiswerk wordt gegeven. Voor veel kinderen is het een
groot probleem, hoe hier mee om te gaan.
Wij proberen de kinderen te helpen door al
regelmatig huiswerk mee te geven gedurende hun basisschoolperiode. Zo kunnen
zij er alvast aan wennen, thuis ook eens wat te leren, te oefenen of te maken.
Al vanaf groep 3 geven wij regelmatig
leesbladen/opdrachten mee en vanaf groep 4 (indien nodig) elke week
(dictee)woordjes, die zij thuis moeten oefenen. In groep 5 en 6 wordt dit
uitgebreid met o.a. het maken van werkstukken, het leren van topografie, het
voorbereiden van een spreekbeurt, het leren voor een repetitie etc.
In groep 7 en 8 zullen naast deze zaken, ook
regelmatig andere opdrachten thuis moeten worden voorbereid of gemaakt. Zij
leren tevens hoe hun agenda te gebruiken.
Zo hopen wij dat een drempel als “huiswerk
maken” voor een groot gedeelte is weggenomen als zij de basisschool verlaten.
Veel succes met je huiswerk!
Team ’t Palet Holy
Goed huiswerk maken en leren doe je zo:
• Schrijf goed op (in je agenda) wat en wanneer
je iets moet doen.
• Vertel thuis op tijd over je huiswerk, laat
eventueel je agenda zien.
• Begin op tijd.
• Bedenk per keer wat je allemaal wilt doen en
hoe lang je van plan bent te werken.
• Leer liever een aantal keer kort, dan één keer
lang achter elkaar.
• Zoek een goede, rustige plaats op om je
huiswerk te doen (b.v. je eigen kamer)
• Werk niet te snel.
• Zorg ervoor dat je zo min mogelijk gestoord
wordt.
• Geef jezelf een complimentje als je vindt dat
je goed gewerkt hebt!
Het leren van woorden
Bij het leren van woorden gaat het om de
spelling (hoe het woord geschreven moet worden) en/of de betekenis van de
woorden (woordenschat).
In groep 7 en 8 moet je ook Engelse woorden
leren. Dan gaat het ook om de spelling en de (Nederlandse) betekenis ervan.
Spelling:
- Kijk goed hoe je het woord moet schrijven.
- Bedenk welke spellingregels er bij horen.
- Als je spelling moeilijk vindt, lees je het
woord hardop.
- Controleer of je het goed geschreven hebt.
- Als het fout is, schrijf je het woord nog een
paar keer.
- Vraag of iemand je wil overhoren (een soort
dicteetje).
Woordenschat:
- Lees de woorden en de betekenissen goed door.
Bedenk of je ook begrijpt wat je leest.
- Leer niet alles in één keer, maar verdeel de
woorden in groepjes van bijv. vijf.
- Bedenk een zin met het woord erin.
- Vraag of iemand je wil overhoren of doe dat
zelf.
Engels:
- De Engelse woorden leer je op dezelfde manier.
Er zijn ook leuke hulpsites voor.
Het leren van topografie
Topografie is het leren van de namen en de
plaats van steden, rivieren, gebergten, enz.
- Leer niet alles tegelijk, maar verdeel de
namen in
handige rijtjes van ongeveer 5 namen.
- Maak gebruik van het blanco kaartje.
- Leer actief; wijs met je vinger de plaats op
het kaartje aan.
- Zeg de plaatsen hardop en schrijf ze ook.
- Maak gebruik van “ezelsbruggetjes”.
- Als je vindt dat je alles weet, overhoor je
jezelf (of laat je je door iemand anders overhoren)
Het leren van teksten
Bij vakken als aardrijkskunde, natuur,
geschiedenis, verkeer, etc. krijg je wel eens huiswerk.
Op school stelt de juf of meester een aantal
vragen over het huiswerk, die jij dan uit je hoofd moet kunnen beantwoorden
(een toets of repetitie).
Hoe kun je dat zo goed mogelijk doen?!
1. Let goed op tijdens de les!
Dat klinkt misschien logisch, maar het helpt
ècht .
De juf of meester vertelt dan al wat belangrijk
is om te weten.
2. Als je iets (bijv. een woord) niet begrijpt
moet je het altijd vragen. Je kunt namelijk niet iets uit je hoofd leren wat je
niet snapt.
3. Begin ruim van te voren met leren, wacht dus
niet tot de laatste dag voor de repetitie en leer niet alles op één dag. Het is
beter om een paar keer kort te leren, dan één keer lang achter elkaar.
4. Lees de samenvatting goed en bedenk of je
alles begrijpt en kan vertellen wat de belangrijke woorden betekenen. Het
zelfde doe je met de lessen die zijn opgegeven om te leren.
5. Leer daarna alles uit je hoofd door het
huiswerk een aantal keren door te lezen en uit je hoofd na te zeggen.
6. Bedenk welke vragen de juf of meester zou
kunnen stellen en kijk of je daar zelf antwoord op kan geven. Schrijf dat ook
op en contoleer daarna of het goed is.
7. Je kunt ook vragen of iemand anders vragen
wil stellen over de tekst. Dit heet: overhoren. Uiteraard vraag je dit pas als
je zelf al goed geleerd hebt!
Informatie zoeken op internet
Als je een werkstuk of spreekbeurt moet gaan
maken dan ga je natuurlijk eerst op zoek naar geschikte informatie. Je kunt
bijvoorbeeld naar de bibliotheek gaan om daar een goed boek uit te zoeken. Op
internet is ook van alles te vinden voor je spreekbeurt of werkstuk. Omdat je
op internet heel veel kunt vinden, zitten er ook een hoop dingen bij waar je niets
aan hebt, of die je helemaal niet wilt vinden.
Om echt zeker te weten dat je informatie vindt
die voor kinderen is en die echt over je onderwerp gaan raden wij je aan om
naar de volgende site te gaan:
http://www.davindi.nl (ook via de Yurlspagina
van je klas)
Je kunt daar intypen waar je naar wilt zoeken.
Klik dan op ‘zoek’.
Je krijgt dan een lijst met sites die over je
onderwerp gaan en speciaal voor kinderen zijn.
Wij horen jullie al denken: google is toch
veel makkelijker?
Met Google zul je inderdaad meer vinden, maar
ook meer dingen die je niet wilt vinden. Bij Google moet je heel precies
invullen wat je wilt vinden. Kennisnet is echt voor kinderen, Google is
eigenlijk voor volwassenen.
Waar je Google heel goed voor kunt gebruiken is
plaatjes!
Hetzelfde geldt voor
Wikipedia. Op Wikipedia vind je informatie voor volwassenen. Op Wikikids kun je
informatie voor kinderen vinden.
Kijk ook eens op: spreekbeurt.yurls.net
Dat is een site met allemaal links voor je
werkstuk en spreekbeurt.
Het maken van een werkstuk
Bedenk eerst waar je je werkstuk over zou willen
maken. Het is natuurlijk fijn als je ouders je daarbij willen helpen.
Het kan over een land gaan, een sport kun je
kiezen, een dier is ook
mogelijk. Ga dan in de bibliotheek kijken of je
goede boeken over jouw onderwerp kunt vinden.
Misschien vind je nog wel een leuker onderwerp.
Kijk wel of het een boek is voor kinderen van
jouw leeftijd. Twee jaar verschil
betekent een boek dat twee leerjaren moeilijker
of makkelijker is.
Je kunt natuurlijk ook kijken op internet (zie
bladzijde 6).
Groep 6 werkt met het “werkstukstappenplan”. Een
voorbeeld hiervan staat in deze gids.
Jij krijgt er een op school. Groep 7 en 8 werken
niet met dit formulier en het puntensysteem, maar de werkwijze voor het maken
van een werkstuk kan natuurlijk hetzelfde zijn.
Voor groep 6:
Heb je boeken of sites, dan laat je ze zien op
school.
Probeer vanaf nu ook te denken aan plaatjes. In
tijdschriften, reclames, kranten en op internet kun je die vinden. Het is extra
leuk als je zelf wat tekent.
Ga je boeken en sites eens rustig doorlezen.
Lees je iets, wat je in je werkstuk wilt gebruiken, schrijf dat met een
paar woorden op en noteer waar je het gevonden hebt.
Kies op internet alleen informatie die je begrijpt!
Ga nu eens denken welke hoofdstukken je gaat
schrijven. Hier maak je een inhoudsopgave mee.
Ondertussen weet je vast al iets te vertellen
als inleiding.
Schrijf een stukje waarom je dit onderwerp koos.
Zet hem op, schrijf je stukje en je hebt er weer
een punt bij!
De boeken en/of internetsites die je gebruikt
komen in je boekenlijst. Daar schrijf je ook de namen van de schrijvers bij.
Nu ben je al een tijd bezig en kan je aan je
eigenlijke werkstuk beginnen. Waar moet je aan denken?:
• Een mooie voorkant met je naam en het
onderwerp er op.
• Geen stukken overschrijven uit boeken of
stukken van internet kopiëren. Lees eerst het stuk tekst en schrijf het daarna
uit je hoofd op in je eigen woorden.
• Knip plaatjes mooi uit (gebruik lijm die niet
bobbelt) of voeg ze netjes in.
• Je mag zelf kiezen of je het werkstuk schrijft
of typt.
Tussendoor moet je, op de afgesproken dagen, het
gedeelte dat je af hebt laten controleren. Je mag het op papier laten zien,
maar je mag het ook naar school mailen.
Het mailadres staat op het
“Werkstukstappenplan”.
Als laatste ga je de bladzijden nummeren, maak
je de inhoudsopgave compleet en schrijf je het nawoord. Daarin schrijf je wat
je ervan geleerd hebt om dit werkstuk te maken en hoe je het vond.
Tot slot: Lever je werkstuk op de afgesproken
dag in. Eerder mag natuurlijk ook.
Veel plezier en succes!
Spreekbeurten
In de bovenbouw houden we verschillende soorten
spreekbeurten. Hieronder staat wat je moet doen in groep 6,7 en 8 en daarna
staat beschreven hoe je dat moet doen.
Groep 6:
1 boekenbeurt
1 ‘gewone’ spreekbeurt.
Groep 7:
1 onverwachte spreekbeurt
1 ‘gewone’ spreekbeurt
Groep 8:
1 onverwachte spreekbeurt
2 ‘gewone’ spreekbeurten
Spreekbeurt:
1. Kies eerst een onderwerp waar je al wat vanaf
weet of juist eentje waar je wat meer van wilt weten. Kies ook een onderwerp
waar je genoeg informatie van kunt vinden.
2. Schrijf informatie die je zelf al weet even
kort op. Ga naar de bieb, vraag familie of kennissen of kijk op internet. Als
je informatie van internet haalt, is het handig om eerst de internettips te
lezen in deze huiswerkgids. Je moet altijd de site vermelden.
(spreekbeurt.yurls.net is niet voldoende!)
3. Bedenk welke hoofdstukken je wilt vertellen
(5 à 6). Maak daarna bij elk hoofdstuk een verhaaltje in je eigen woorden.
Gebruik geen moeilijke woorden.
4. Lees niet alles voor. Ga dus eerst in elk
hoofdstuk alle belangrijke woorden onderstrepen. Die onderstreepte woorden schrijf
je op je puntenblaadje.
Je kunt ook gebruik maken van PowerPoint als
‘puntenblaadje’ en om foto’s of filmpjes te laten zien.
Maar let op: ook bij een PowerPoint presentatie
moet jij uit je hoofd vertellen. Het is een spreekbeurt en geen voorleesbeurt!
5. Het is leuk als je ook echte spullen mee
neemt om te laten zien.
6. Spreek met je meester of juf af hoe laat je
aan de beurt bent. Zorg dat alles van te voren klaar staat. Laat tijdens je
spreekbeurt geen vragen stellen.
7. Na afloop van je spreekbeurt kun je vragen
stellen aan de groep over je onderwerp. Zij mogen natuurlijk ook nog vragen
stellen aan jou.
Spreekbeurt tips:
• Lees je spreekbeurt niet voor, maar vertel.
• Tijdens je spreekbeurt:
- een puntenblaadje en geen hele tekst.
- laat spullen na je spreekbeurt zien.
- spreek duidelijk en rustig.
• Oefen eerst alleen en daarna voor anderen.
• Neem nooit teksten rechtstreeks uit een boek
of van internet over. Daar staan vaak moeilijke zinnen in (boekentaal). Vertel
alles in je eigen woorden.
• Denk ook aan extra dingen zoals; film, muziek,
spulletjes, enz.
Voor je cijfer let de meester of juf op:
• Hoe was je voorbereiding?
• Heb je echt verteld of was het meer
voorgelezen?
• Vertelde je rustig en duidelijk?
• Liet je de meegebrachte spullen duidelijk
zien?
• Pasten de plaatjes en spullen goed bij je
spreekbeurt?
• Heb je de vragen uit de klas goed beantwoord?
• Hoe was je manier van presenteren?
Boekenbeurt (groep 5)
• Je kiest een leuk
of spannend boek.
• Thuis wordt een voorbereidingsformulier
ingevuld, waarbij je ook informatie over de tekenaar (illustrator) en andere
boeken moet zoeken. Dit formulier krijg je van je meester of juf.
• In de klas presenteer je dit en vertel je met
behulp van een puntenblaadje of een PowerPointpresentatie.
• Als afsluiting lees je ook nog een stukje
voor.
Voor je cijfer let de meester of juf op:
• Hoe was je voorbereiding?
• Heb je echt verteld of was het meer
voorgelezen?
• Vertelde je rustig en duidelijk?
• Liet je het boek duidelijk zien?
• Heb je de vragen uit de klas goed beantwoord?
• Hoe was je manier van presenteren?
Voorbereidingsblad boekenbeurt
Naam: ………………………………………………………………..
1. Kies een leuk,spannend, bijzonder of
romantisch boek en lees het heel goed.
2. Vul dit blad beknopt in. Tip: Op internet
vind je vaak veel informatie!
3. Neem je boek en je blad mee naar school op de
dag van je boekenbeurt. Heb je nog meer boeken van deze schrijver? Dan mag je
die ook meenemen.
4. Schrijf de titel en de naam van de schrijver
op het bord. Misschien wil je er ook een leuke tekening bij maken of plaatjes
bij laten zien. Spreek met de juf of meester af wanneer dat mag.
5. Vertel iets over jouw boek, over de schrijver
en de tekenaar met behulp van dit blad. Let op: Vertellen is niet oplezen!
6. vertel iets over de
hoofdpersonen en waar het verhaal over gaat. Je hoeft niet het hele verhaal te
vertellen.
7. Kies een leuk stukje uit je boek om voor te
lezen.
8. Laat de klas vragen stellen.
9. Aan het eind van jouw boekenbeurt lever je
dit blad in bij de juf of meester.
Veel succes!
De titel van het boek:
De schrijver van het boek:
Vertel kort iets over de schrijver:
Noem andere boeken die de schrijver geschreven
heeft:
De illustrator is:
Vertel iets over de illustrator of de
tekeningen:
Hoeveel hoofdstukken heeft het boek?
Hoeveel bladzijden?
Hoe kom je aan het boek?
Je eigen mening over het boek:
Schrijf de bladzijde(n) op die je gaat
voorlezen:
Is er iets wat je nog meer wilt vertellen?
Registratie- en beoordelingsformulier voor werkstukken
(groep 6)
Naam:………………………………………………………………………….
Groep:………………………………………………………………………….
Afgesproken
inleverdatum:
Onderwerp op tijd ingeleverd 1 punt
Geschikte boeken 1 punt
Inhoudsopgave 1 punt
Inleiding 1 punt
Boekenlijst 1 punt
Voorkant 1 punt
Illustraties (plaatjes) 1 punt
Nawoord (wat heb ik ervan geleerd?) 1 punt
Tussentijdse controle 1 op tijd en verzorging 1
punt
Eventuele tussentijdse controle 2 op tijd en
verzorging 1 punt
Beoordeling van het werkstuk:
Inhoud 10 punten
Verzorging 10 punten
Totaal 30 punten
Aantal behaalde punten:
Cijfer (is aantal behaalde punten gedeeld door
3):